Japan, deel 1: Honshu; Kobe, Osaka, Kyoto en naar het Noorden

17-6 Kobe, Japan

De boot van Shanghai naar Kobe is matig gevuld. Wat heet: voor welgeteld 23 passagiers en een paar containers staan maar liefst 50 bemanningsleden ter beschikking. Ze hebben daardoor tijd zat om mij lekker te verwennen met cadeaus en een verjaardagsnoedel.

2 dagen later komen we aan in land nummer 27: Japan. Mijn tweede land als 50 jarige, en dat met net 2 dagen ervaring als 50+er. Eén van de eerste aanblikken is de grootste brug van Japan waar we onder door varen. Deze brug verbindt de hoofdeilanden Honshu en Shikoku met elkaar.

Zoals helaas wel vaker komen we aan in een land waar we nagenoeg niets van weten. Helemaal niets? Nou, als je erover nadenkt staat het land bekend vanwege een duizelingwekkend aantal dingen. Veel meer dan je zou verwachten van een land dat zo ver weg ligt. Ga maar na: om te beginnen is het het land van de reizende zon en is het bekend van talloze elektronicamerken (Panasonic, Sony, etc) en auto-/motormerken (Mitsubishi, Daihatsu, Mazda, Toyota, Subaru, Yamaha en Kawasaki). Maar we gaan nog even door: sushi, wagyu runderen, geisha’s, sumo worstelen, judo, shinkansen (kogeltreinen), karaoke, manga strips, origami, Mt Fuji, vulkanen, aardbevingen, tsunami’s, sake en kernbommen, om maar een paar dingen te noemen. Daarnaast hebben wij het beeld van de plichtsgetrouwe, brave, robotachtige Japanners. Genoeg stereotypering om dat met eigen ogen te zien en wellicht (hopelijk) bij te stellen!

Kobe lijkt weinig boeiend. Het is een stad die zwaar geleden heeft van een aardbeving in 2011. Bij aankomst zie je dan ook vrijwel direct het herdenkingspark dat ter herinnering daaraan is aangelegd. Verrassend sober, al word je direct met de neus op de feiten gedrukt dat Japan een land is in “The Ring of Fire”; een groot gebied in de Stille Oceaan dat onderhevig is aan schuivende aardplaten en vulkanisme.

Wat opvalt aan het straatbeeld is dat de wegen keurig zijn, met enorm veel stoplichten en relatief weinig verkeer. Ondanks dat er weinig verkeer is, staat iedereen bij elk stoplicht minutenlang braaf te wachten. De wegen zijn smal. Nou ja, ten opzichte van de enorme Chinese wegen dan. Japanners fietsen massaal. Veel meer dan Chinezen. Je deelt als fietser wel het trottoir met de voetgangers. En daarmee hebben we direct wat ergernissen gevonden; teveel stoplichten, de stoep op en af hobbelen óf illegaal op de weg fietsen waar geen ruimte is. Welkom in Japan.

We hebben een hotel geboekt in Osaka. Op weg daar naartoe bezoeken we een sake museum. Sake (rijstwijn) is de alcoholische drank van Japan en dus vallen we met onze neus in de sake. Alhoewel… Kennelijk is het verboden om met alcohol op te fietsen en dus krijgen we gelijk een sticker opgeplakt. Aan het eind van de tour door het museum is namelijk een proeverij. Uiteraard maken we daar, nadat we de sticker weggemoffeld hebben, dankbaar gebruik van. En met een fles favoriete sake op zak zijn wij klaar voor Japan.

17 t/m 20 juni: Van o saké naar Osaka

Osaka is een enorme metropool. Samen met Kobe, Nara en eigenlijk ook Kyoto en nog ontelbare andere steden vormt het de op één na grootste metropool van Japan met 16 miljoen inwoners. Als we aankomen bij ons hotel, zo’n 60 kilometer verderop, hebben we alleen maar stad gezien. En natuurlijk stoplichten. Heel veel stoplichten. Waar wij, met groeiende ergernis, braaf voor leren wachten, net als de Japanners.

Direct wordt ons stereotype beeld van de Japanner verstoord. Want het barst hier van de karaokebars, gokhallen, cafés met opvallend schaars geklede dames die proberen mannen naar binnen te hengelen en mannen in beschonken toestand op straat. Later ontdekken we dat ons hotel zich bevindt aan de rafelrand van de maatschappij.

En wat een gekte op straat zeg! Overal (drank)automaten, neonreclames, gigantische krabben, koeien, inktvissen en schepen aan de gevels, meneer Glico in neon en schreeuwerige verkopers bij de winkels. Je moet hier opvallen om voldoende klanten te trekken!

Als we ’s avonds uit eten gaan, blijkt het in Japan makkelijk om te kiezen; we kunnen namelijk plaatjes kijken. Of liever, maaltijden kijken. Van elke maaltijd staat een plastic versie in de vitrine, zodat je kan zien hoe de (klein) maaltijd eruit ziet. Toegegeven, niet van elke plastic kopie ga je watertanden, maar het maken van kopieën hebben ze hier tot kunst verheven.

Wat ook direct opvalt is dat Japan een duur land is. Dat hadden we wel verwacht, maar het blijft slikken als we de prijzen zien. Van het eten, maar helemaal van accommodatie en dan zeker die buiten de grote steden. Ons hotel valt dan nog enorm mee. Voor € 17,- per nacht hebben we een piepkleine kamer (6m2) met koelkast, een krukje en een tafel. Feit is dat je voor het geld wel kwaliteit hebt. Zo hebben wij een heuse sauna in ons hotel! Daar maken wij dankbaar gebruik van, alhoewel Auke bij zijn eerste saunabezoek te maken krijgt met een handtastelijke man.

Japans is een lastige taal om te leren. De uitspraak is niet zo moeilijk als het Chinees, maar het heeft weinig aanknopingspunten met andere talen. Engels wordt mondjesmaat gesproken, dus we zullen wel moeten. Wat een aangename verrassing is, is dat met het Boeddhisme, de geschreven taal naar Japan is gekomen. Daarvoor was het uitsluitend een gesproken taal en het is dan ook niet verwonderlijk dat diegene die het Boeddhisme brachten, de Chinezen, het Japans in Chinese tekens opschreven. Tot op de dag van vandaag zijn dan ook veel karakters hetzelfde, alhoewel de uitspraak van de karakters heel anders is. Maar zo herkennen wij in elk geval al snel een aantal dingen, zoals ingang, uitgang, mannen en vrouwen. Dat laatste erg handig voor de wc’s. Overigens kom je daar zonder die tekens nog wel uit, want er staat ook altijd een roze vrouwenpoppetje en een blauw mannenpoppetje als verwijzing. Grappig dat die kleuren zo universeel zijn, dat de kleuren van Knorretje en Iejoor ook hier begrepen worden.

Osaka is een grote stad en dus kunnen we hier een paar nuttige dingen doen. Om te beginnen zijn onze fietsbanden, vooral die van Auke, flink versleten. Misschien niet zo gek na 17.000 kilometer. Vervanging is nog niet heel urgent, maar wel aanstaande. Gelukkig wordt er in Japan veel gefietst en ook wel op 28 inch wielen. De juiste band vinden we nog niet, maar het is goed te weten dat er wel aan te komen is. We doen praktische dingen, als een kaart van Japan te kopen (voor het plannen van de route), een boekje Japans en we laten twee tassen repareren. Tenslotte gaan we achter de camera aan, die sinds Iran niet meer goed functioneert. Helaas kunnen ze bij het service center van Panasonic niets voor ons betekenen. Sterker, ze beschuldigen ons ervan dat we de camera wel zullen hebben laten vallen. Erg on-Japans om dat zomaar te beweren en verbolgen verlaten wij het pand.

Bovenstaand is helemaal niet zo boeiend om over te verhalen. Reizen is echter niet alleen maar vakantievieren; het voelt vaak als serieus werken en we zijn veel tijd kwijt aan allerhande regel dingen. Tijd die je eigenlijk wil gebruiken om mooie dingen te zien.

Gelukkig doen we ook leuke dingen. Naast het hoogste gebouw van Japan, heeft Osaka een mooi park, met kasteel en theater. In dit theater gaan we naar een dansvoorstelling, waarin de geschiedenis van Japan dansend en met spectaculaire decors wordt verhaald. De show is wervelend, vermakelijk en goed te volgen. En voor ons een mooie introductie van Japan.

We bezoeken de wijk Amerika, die in de periode na WOII tot ontwikkeling is gekomen, met veel Amerikaans georiënteerde winkels (mode en eten voornamelijk). Een wijk waar kunst goed vertegenwoordigd is en waar veel (alternatieve) jeugd rond hangt.

Overal in Osaka kom je ‘theme cafes’ tegen. Cafés rondom een speciaal thema. Cafés waar je gezelschap zoekt met je lievelingsdier. Meestal dieren met een hoog knuffelbaarheidsgehalte, zoals een hond, een kat of een konijn, maar soms zijn ze minder knuffelbaar, zoals uilen, egels of slangen.

En natuurlijk hebben we de eerste ervaringen met Japans eten. Er wordt veel vis en zeedieren gegeten en een bezoek aan de vismarkt van Osaka is een feest. Je kijkt je ogen uit naar (enorme) krabben, schaaldieren, octopus, garnalen, schildpadden en zee-egel. Zelf je vis vangen en per direct laten bereiden kan hier en daar ook!

Uit eten doe je overigens net zo makkelijk in je eentje. Je eet dan in (fastfoodachtige) restaurants, waar je bij een automaat een kaartje koopt en binnen 5 minuten staat het eten voor je neus. Vind je het idee van alleen eten niet zo fijn? Geen probleem, dan kies je gewoon voor een tafel met een pop als tafel genoot. Veel gezelliger. Die diepzinnige gesprekken horen toch niet aan een eettafel thuis.

De regen op de hielen

Japan heeft in de zomer te maken met de moesson. Vooral in het zuiden. Dus besluiten we niet fietsend, maar versneld naar het noordelijkste eiland Hokkaido te gaan. Dat is jammer, want dan missen we de ideale rugwind, die bijna 100% van de tijd uit zuid(oost)elijke richting waait. De manier om snel naar Hokkaido te komen is voor ons de boot. Treinen zijn een stuk lastiger, omdat je de fiets deels moet demonteren en een aantal keren moet overstappen. Reis je met de boot, dan rij je gewoon je fiets de boot op, met alle bagage eraan. Wel zo makkelijk.

We fietsen we naar Tsuruga, maar natuurlijk via Kyoto. De fietstocht naar Kyoto gaat door stedelijk gebied, omdat het onderdeel uitmaakt van die enorme metropool Osaka/Kobe/Kyoto, maar we fietsen wel langs een rivier met een flinke groenstrook en in noordoostelijke richting. Het gaat dus als een tierelier, want lekker vlak en wind mee. Alhoewel… als er niet om de paar honderd meter hekwerk had gestaan. Hier kan je met een fiets (en zeker niet met een bepakte trekkersfiets) niet doorheen fietsen. Dus iedere keer, afstappen, fiets optillen, opstappen en door. Grrrrr.

21 t/m 23 juni: Kyoto

Kyoto zou je de culturele en spirituele hoofdstad van Japan kunnen noemen. De stad heeft heel veel tempels en tempelcomplexen en er zijn oude wijken met cafés, restaurants, galerieën en de Geisha industrie floreerde hier. We bezoeken o.a. het knaloranje Fushimi Inari-Taisha complex, het regenachtige Imperial Palace en het gloednieuw uitziende Gouden Paviljoen.

Fushimi Inari-Taisha, met zijn duizenden vermiljoen (‘knaloranje’) kleurige poorten, is een complex van 5 belangrijke heiligdommen, met een aantal kleinere tempels daar omheen gedrapeerd. Dit complex is gebouwd tegen een heuvel, in een dicht bos, wat het geheel iets mystieks geeft. Met mooi weer, maar ook in de regen zo blijkt. Inari is de god van het graan. De boodschapper van deze god is de vos, die volgens de Japanners de eigenschap heeft, om mensen te ‘bezitten’. Overal zie je stenen vossen bij de tempels, meestal met een sleutel in hun bek, welke de sleutel is tot de graanopslag.

Kyoto heeft mooie plekken, met veel groen, tuinen, maar het is enorm toeristisch, dus op je gemak ervan genieten, is er helaas niet bij. Wellicht gunnen we de stad niet voldoende tijd, maar we krijgen niet de energie van de dingen die we zien. Hierdoor worden we weinig aangemoedigd meer van de stad te ontdekken. Bovendien… om de fietsen kwijt te kunnen, dien je ze betaald te parkeren… Wat is dat nou weer? 250 yen oftewel €2,- per fiets om een uurtje de stad te bekijken?! Welkom in Japan?

Van Kyoto fietsen we in één dag naar het noordelijker gelegen Tsuruga. We blijken zonder reservering mee te kunnen op de ferry, waar we bijna een dag later aankomen in Akita. Op de boot hebben we mooi de tijd om ons (verder) in te lezen in Japan en specifieker Noord Honshu en Hokkaido. Als we zien hoeveel natuurschoon op Hokkaido is en dat het eiland twee keer zo groot is als Nederland, besluiten we dat we er niet bij Akita uit willen, maar pas bij de eindbestemming Tomakomai op Hokkaido. En dus gaan we met dat plan naar de balie. Het idee is dat we ‘even’ het verschil bijbetalen en dan verder meegaan. Zo werkt dat dus niet. We kunnen wel mee, dat is geen probleem, maar dan moeten we even om 5.00 uur ’s ochtends van de boot af en een nieuw kaartje kopen. Een nieuw kaartje dat veel duurder is dan het verschil tussen het kaartje naar Akita en Tomakomai. Hoe we ook praten, het is simpelweg niet mogelijk. Het kan niet volgens de regels en daarmee is elke vorm van discussie gesloten. Jeetje, dat is even anders dan elders in Azië! Of moeten we zeggen, dat is anders dan in Azië. Japan ligt weliswaar in Azië en de mensen lijken Aziatisch, maar alles werkt hier zo anders! Zo anders, dat we daar nog apart een boekje over open doen 😉

25 t/m 29 juni: Akita – Cape Oma

Omdat ons denkwerk vooraf niet al te goed was en we de prijs daarvan echt te gortig vonden, hebben we een beslissing geforceerd. We gaan niet direct naar Hokkaido, maar pakken nog een stuk van Honshu mee. In 5 dagen leggen we de 400 km van Akita naar Cape Oma af, waar we (alsnog) de boot naar Hakodate, op Hokkaido nemen. In Akita komen we in alle vroegte aan in de stromende regen. Die regen waar we voor vluchtten, zitten we uit onder een afdakje van een Lawson winkel met gratis wifi en kopjes koffie. Als het een uur of twee later op klaart, vertrekken we. En eindelijk zien we een Japan buiten de stedelijke periferie om: het is hier groen en bosrijk. We zien herten, we zien vossen, we zien slangen, waterspreeuwen en apen. Honshu is het noordelijkste eiland waar apen voor komen. Op Hokkaido zitten ze niet. Hoe dicht de eilanden ook bij elkaar liggen, er ligt qua fauna een duidelijke scheidslijn tussen Honshu en Hokkaido. Zwarte beren, versus bruine beren, apen versus aaploos, om maar een paar dingen te noemen. De eerste nacht besluiten we te gaan wildkamperen. Dat hadden we tot nu toe niet gedaan, maar veel fietsers doen dat uitsluitend en nu we meer in de natuur zitten, willen we dat ook proberen. Overigens is het tevens noodzaak, want accommodatie is in Japan super duur. We gaan naar een publiek bad (onsen) en vragen of ze een plek weten waar we kunnen wildkamperen. Zonder blikken of blozen wijst de eigenaresse ons het dorpspark aan. Daar zijn bankjes, prachtig groen gras en toiletten met kranen. En of iemand ons daar lastig valt? Nee hoor, daar wordt helemaal niet raar van op gekeken. Met dat vooruitzicht kunnen we relaxt badderen, het zweet afspoelen en schoon ons tentje in.

’s Ochtends lopen de mensen achter onze tent hun hondje uit te laten en zijn ze aan het joggen. Niemand die op of om kijkt, of een opmerking maakt. Of durft te maken, dat kan natuurlijk ook. Maar zo gaat dat dus in Japan. Zo simpel, zo zonder gedoe. We gaan vast veel meer wildkamperen 😉

En zo kamperen we in de natuur twee nachten en maken we de 3e nacht gebruik van een Michi-no-Eki. Weer zo’n prachtige uitvinding voor de reiziger. Een Michi-no-Eki is een wegstation, welke op de b-wegen door heel Japan te vinden zijn. De voorzieningen die er zijn variëren, maar iedere Michi-no-Eki heeft in elk geval een toiletgebouw dat 24 uur open is, een winkeltje waar lokale producten worden verkocht, een restaurant en informatie. Bij sommige kan je zelfs een kamer huren, of kan je kamperen, douchen of naar de onsen. Deze diensten zijn dan meestal niet gratis. De Michi-no-Eki waar we aangekomen zijn, is splinternieuw en heeft een open ruimte met tafels en stoelen welke 24u open is. Omdat het regent krijgen wij toestemming om onze tent onder het afdakje tegen de michi-no-eki aan te zetten. Wat een luxe, binnen eten, opladen, wifi-en, opfrissen, wijntjes drinken, ontbijten, omkleden, etc. En voor de deur slapen. Midden op dit busstation.

De Michi-no-Eki is erg populair in Japan. Er worden boekjes uitgegeven waar alle Michi-no-Eki ’s in staan, met hun faciliteiten. En hele volksstammen maken er een ware roadtrip van om van Michi-no-Eki naar Michi-no-Eki te gaan, daarbij de stempels verzamelend die bij iedere Michi-no-Eki te krijgen zijn. Een soort stempel rally dus. Rare jongens, die Japanners…

Het noordoosten van het eiland wordt afgesloten met een schiereiland, Shimokita. Dit is een afgelegen stuk Japan. Veel bossen, herten, vossen, en af en toe een slang en we zien ook waterspreeuwen en apen. Er schijnen ook beren te zitten, maar die zien we gelukkig (of helaas?) niet. Alhoewel op een gegeven moment ziet Hilgien een dier met een wollige vacht vlakbij. Wat is dat?? Eerst denken we aan een wild zwijn, of een hert, of toch een beer? Het heeft een massief lijf, te groot voor een hert. Als het wegrent, loopt het te soepel voor een zwijn of beer. Het dier draait zich nog even om, zodat we kunnen zien dat het een soort van witte ‘baard’ heeft. Het raadsel ontrafelt zich snel, want bij de eerstvolgende Michi-no-Eki zien we precies dit dier op een foto in het informatiecentrum. Het is, in het Engels, een Serow, een soort hoefdier, dat het dichtst verwant is aan het hert en de geit. Top! En onze dag kan helemaal niet meer stuk als we verderop ook nog een wasbeerhond zien. Totaal niet onder de indruk van onze verschijning verdwijnt deze doodgemoedereerd in het groen.

Nog een hoogtepunt zijn de rotsformaties van Hotokegaura. Een soort van Cappadocië aan de zee. We struinen tussen deze bizar gevormde rotsformaties door, voordat we bij het noordelijkste puntje van Honshu aankomen: Cape Oma. Vaarwel Honshu (voor nu), op naar Hokkaido!

2 gedachtes over “Japan, deel 1: Honshu; Kobe, Osaka, Kyoto en naar het Noorden

Plaats een reactie