“We zitten vast in de bergen in Georgië, het regent pijpenstelen. Geen excuus meer om de achterstand qua bloggen weg te werken…”
Na Kroatië, Bosnië en Montenegro is het eindelijk tijd voor Albanië. Week 13, land 13. Auke is erg nieuwsgierig naar Albanië als nieuw land. In 2012 waren Sanne en ik hier en hebben een toptijd gehad en ik zie dus graag nog meer. In 2012 kwam het toerisme een beetje op gang, al wisten weinig mensen te benoemen waar het lag (en of het überhaupt in Europa lag). Inmiddels komen er aardig wat toeristen en dat heeft het authentieke er wel wat afgeschaafd, helaas.
Op zondag 12 augustus fietsen we Albanië binnen langs het Skhodermeer naar de stad Shkodër. Vanaf dat we de grens over zijn, worden we non-stop aangemoedigd met veel getoeter en met regelmaat willen de Albanezen een praatje met ons maken. Geweldig!! Dit zal de rest van onze tijd in Albanië zo blijven. Skhodër is geen mooie stad, maar wel een stad in een nieuw land voor Auke en herinneringen voor mij. Op zondag is het er uitgestorven, slenteren we langs tig wasmachinewinkels (hoeveel kan je er hebben?) en zien we hanggroepouderen in de parkjes. We vinden een paar winkels die wel open zijn en vinden zowaar in de supermarkt het juiste gastankje waar we al zo lang naar hebben gezocht én een USB stick van een fatsoenlijke grootte. Nota bene in het land waar we het dit minst verwachtte. Zo zie je maar weer!
Vanuit Shkodër fietsen we een prachtige route naar Koman, met onderweg blauwe meren, groene bergen, schapen, geiten en koeien op de wegen zelfs koeien op het ‘strand’. In Koman willen we met een veerboot over Lake Koman naar Fierzë te varen. Een highlight volgens de Lonely Planet en door iedereen aanbevolen, waardoor het een toeristische bedoening is geworden. Wij willen het ook graag meemaken, al is het weer een flink stuk in noordelijke richting, in plaats van het zuiden waar we heen willen.
De boot gaat pas de volgende dag, maar we gaan de laatste klim alvast aan, om een kijkje te nemen en tickets te kopen van de stopboot; de niet-toeristische boot voor locals. We worden gelijk uitgenodigd alvast op de boot plaats te nemen en kunnen onze matjes uitrollen om hier (gratis) de nacht door te brengen. Het klinkt even erg aantrekkelijk, alhoewel de boot nogal deinst. We hebben echter geen eten voor de avond en het enige kleine winkeltje hier vraagt belachelijke afzetprijzen. Bovendien heerst er een raar sfeertje, lopen er alleen mannen rond en lijkt iedereen wat (teveel) op te hebben. We besluiten een stukje terug te fietsen en zetten de tent op, op de camping in Koman. Hier is de sfeer heerlijk, de tentplaatsen mooi, zijn er wat andere Europeanen, inclusief Nederlanders, kunnen we goed en goedkoop uiteten en in de ijskoude rivier dompelen. Heerlijk!
De boottocht is zonder meer mooi, maar de superlatieven die de Lonely Planet tekort komt, vinden wij wat overdreven. Wellicht zijn we al te verwend! 😉
De boottocht duurde een paar uur en het is dan ook al 13.00 uur als we vanuit Fierzë op weg gaan in de richting van Kukës. Het is enorm heet en flink bergachtig door de Albanese Alpen, waardoor pittig. Opeens rijden we op deze rustige weg een stel wereldfietsers uit Oostenrijk tegemoet. We kletsen wat en delen ervaringen en tips over de route. Onze route laat flinke beklimmingen zien en de Oostenrijkers hebben deze bewust vermeden door een iets langere, vlakkere route via Kosovo. Zonder kaart van Kosovo (ook niet op Osmand) en zonder overnachtingsmogelijkheden op de route te weten, gooien wij ons stuur om en belanden ongepland in Kosovo. Een land dat niet door iedereen erkend wordt en ook onze Polarsteps doet raar en plaatst een doodskop als vlag! Wij erkennen Kosovo als zelfstandig land, ons land #14. Al hoewel we maar 1 nachtje in Gjakova, een Albanees sprekende stad in Kosovo, doorbrengen. Met of zonder kaart bleek het erg ingewikkeld om onze slaapplaats op te sporen. Google en Osmand hebben beide hun ideeën over de locatie. Gelukkig zijn ze ook hier superaardig en komt de eigenaar ons ophalen en voorrijden. Zowel Osmand als Google zaten er volledig naast.
Heel veel zien we niet van Kosovo, want het is al laat geworden door het zoeken en donker, maar de overnachtingsplek is smetteloos. Wat heet; wij zijn de eersten die er overnachten, want alles zit nog ingepakt in plastic. Het is allemaal bekostigd met Europees subsidiegeld. Wellicht om het toerisme hier een boost te geven.
De volgende dag zijn we in no time weer terug in Albanië en na een mooie, lange afdaling komen we met 4.000km op de teller aan bij een stuwmeer en de plaats Kukës. De binnenkomst is niet veel belovend, zo langs een vuilnisbelt, (ruïnes van) fabrieksgebouwen en een onooglijk hotel. Maar de eigenaar is een jonge man van een jaar of 30 die redelijk goed Engels spreekt. Zijn vader is (of was, dat is niet helemaal duidelijk) burgemeester van Kukës en hij is maar al te trots op ‘zijn’ stad en laat ons graag de mooie plekken zien. Eigenlijk de enige mooie plek is de boulevard waar, heel gebruikelijk in Albanië, de plaatselijke bevolking vanaf een uur of 7 ’s avonds over heen paradeert. De boulevard wordt voor dit doel iedere avond afgesloten voor autoverkeer. Wij vinden het heel leuk om mensen te kijken en gaan er eens goed voor zitten. Het is maar van korte duur, want een flinke onweersbui spoelt de straten schoon en een kwartier later als het nog steeds onweert, worden de straten van arren moede maar weer opengesteld.
Vanaf Kukës gaan we zuidwaarts richting Peshkopi. Langs een rivier en het bergachtige oosten van Albanië. Het is weer een heleboel klimwerk, maar de wegen zijn doorgaans goed. Peshkopi gaan we niet halen, zoveel is zeker, maar we gaan kijken hoe ver we komen. We hebben van onze vriendelijke hoteleigenaar uit Kukës een tip gekregen om in een restaurant bij een waterkracht centrale te lunchen. Dat doen we en na een afdaling, waarbij we 600 hoogtemeters inleveren, laten we ons in ons fietskloffie het eten in het ***restaurant goed smaken. Ondertussen regelen we visitekaartjes, zodat we deze weg kunnen geven als mensen naar onze avonturen vragen. Na een flinke pauze kunnen we weer verder, terug de berg op! De tocht is (wederom) schitterend en de aanmoedigingen van de Albanezen hartverwarmend en heel erg welkom. Echter zoals verwacht gaan we Peshkopi niet halen. We vragen bij een café of we daar de tent op kunnen zetten. Dat mag, maar er zitten alleen maar (dronken en starende) mannen en Hilgien voelt zich daar niet zo lekker bij. Dan nog maar een stukje door en na 1.750 hoogtemeters, 68km en een gemiddelde snelheid van net boven de 11 km/u vinden we uit het zicht, een mooie stukje gras voor ons tentje, uitkijkend over een dal.